Paniektaal bij ADHD

Paniektaal

“Rustig blijven. Rustig blijven. Hij is nog steeds hier. Ergens.

Ik ben met mijn zoon in de dierentuin en ik ben hem al een kwartier kwijt. We kennen de weg op ons duimpje, we komen hier al sinds zijn tweede. “Nee, Sas, niemand heeft hem meegenomen, echt niet. Ook al is ie nu niet meer in de speeltuin, er is echt niets geks gebeurd, niemand heeft hem meegenomen.” 

Wat? Misschien heeft iemand hem wel meegenomen? 

Van rustig blijven is geen sprake meer. De paniekknop wordt stevig door mijn brein ingedrukt. Ik loop naar de EHBO en vraag op mijn nonchalantste-absoluut-niet-in-paniek-stem: “Kan ik hier terecht als ik per ongeluk mijn kind heb kwijtgemaakt?”

De EHBO-mevrouw blijft rustig. Ze neemt zijn signalement en naam op en benadrukt nog eens dat er vast niets geks is gebeurd. Het personeel door de hele dierentuin wordt op de hoogte gesteld dat er een kind “M.I.A.” is en er gaat gelijk iemand naar de uitgang zodat ik in de buurt van de speeltuin kan blijven. 

Ik loop er nog een keer heen en roep hem zo hard als ik kan. Geen gehoor. Het loopt al tegen sluitingstijd, er zijn niet zoveel kindjes meer. Hij is er niet. Ik heb zoveel geleerd de afgelopen jaren, over de werking van mijn brein, over wat ADHD met je doet, en ik zie het zo in het gootje verdwijnen want ik ben mijn kind kwijt en ik voel de paniek, 

Mijn fantasie slaat op hol. Ik zag hem steeds met een joch spelen met een blauw-wit gestreept shirtje. Wat nou als die hem hebben meegenomen? Als ze hem een ijsje of iets anders leuks hebben beloofd? Ik moet er niet aan denken. Ik wil er niet aan denken. En ik denk er toch aan. Ik denk er JUIST aan.

De EHBO-dame komt me helpen. Ze helpt me rustig blijven, ze helpt me zoeken, en haar rustige aanwezigheid helpt mij ook rustiger worden. We lopen samen nog een keer de speeltuin door. Kinderen genoeg, maar niet die van mij. Ik benoem het joch met het blauw-wit gestreepte shirt en ze ziet er een lopen. Ik weet niet of hij het wel of niet is, ik zag het alleen van afstand. Maar het is hem. Hij heeft mijn zoon bij zich en ze zijn bij de elektrische autootjes. 

Een golf van opluchting gaat door me heen. “Dat is hem!” roep ik en ik loop naar hem toe. Hij is zich van geen kwaad bewust. Hij was mij namelijk helemaal niet kwijt, ik zat precies op het bankje waar ik zei dat ik zou zitten. Ik bedank de EHBO-mevrouw uitvoerig en loop naar hem toe. 

Hoe reageer je dan? Hoe zorg ik er dan voor dat mijn paniek niet op hem overslaat, dat ik niet boos ga doen, hem verwijten ga maken? Ik zeg dat ik hem eventjes kwijt was en dat hij volgende keer, als hij met iemand ergens anders heen gaat, dat komt vertellen. Voor hem is er nog steeds niets aan de hand en vrolijk loopt hij mee naar de uitgang.

Grappig hoe zo’n brein werkt: je brein herkent het woordje “niet” namelijk niet. Hij is vast niet door iemand meegenomen. Er is vast niets ergs gebeurd. En je maakt gelijk een interne voorstelling van de meest afschuwelijke dingen en je lijf reageert met paniek. Zelfs mij overkomt het dus nog wel eens.

Ga eens na wat je allemaal tegen jezelf zegt op een dag. Zijn dat helpende dingen of juist niet? En wat zou je anders kunnen doen? Laat het me weten!

Add A Comment